Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, [39]den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen; 39. Dat is, hij geen oorzaak hebben om u te lasteren; een gelijkenis, genomen van de paarden of stieren, wien men een gebit in den mond legt of muilbandt, om hun het kwaaddoen te beletten. Zie Matth.22:34; 1 Kor.9:9.